De molen van Pauluspolder

Eigenaren

Er bestaan verschillende theorieën over de eerste molenaars van deze molen. 
In het boekje “De Molens van Zeeuwsch-Vlaanderen” van S. Collot d’Escury uit 1927 noemt zij Jacobus Lofman (1717), Judocus Sturm (1759) Adriaan Kopmels (1768) en Franciscus de Seyn tot Olseme (1769).  Aangezien de molen dateert van 1717 zou Jacobus Lofman daarmee ook de stichter zijn geweest.
Maar: afgaande van het boek “Boerderijen in het Land van Hulst”, was eerste bewoner van de boerderij Christiaan van Malderen vanaf 1709. Van Malderen was oorspronkelijk afkomstig uit Mechelen. Mogelijk zijn de verschillen te verklaren door verschil in eigendom en daadwerkelijke bewoning en gebruik of pacht van de boerderij met molen. 
Mw. Collot d-Escury beschrijft in haar boekje dat ze nog net op tijd voor de sloop foto’s kon nemen en jaartallen kon noteren. De namen en jaartallen die zij noemt waren mogelijk in de molen zelf ingekerfd of geschreven en niet gebaseerd op archieven.
Vanaf het begin van de 19e eeuw was de molen bijna 90 jaar eigendom van de familie Verdurmen. In 1818 werd Judocus Verdurmen molenaar, waarna zijn twee jongste zonen, Pieter Judocus en Jacobus, hem opvolgden. Beiden bleven ongehuwd thuis wonen en zetten het molenaarswerk voort. Het was een echte molenaarsfamilie: ook de twee oudste zonen, Johannes en Pieter, waren molenaars, zij het op Absdale aan de Mulderstraat.
Na het overlijden van Pieter Judocus Verdurmen in 1906 werd de molen in maart 1907 openbaar verkocht. Het erf bestond toen uit de molen, een woonhuis, schuur, wagenhuis, erf en boomgaard (1,12 ha), een perceel bouwland (1,96 ha) en een weiland (0,6 ha). De opbrengst werd nagelaten aan twee nichtjes, met een legaat van ƒ600,- voor zijn dienstmeid Rosalia Hoefeijzer.

De nieuwe eigenaars waren Eduardus Modde en Seraphina Schillemans. Zij kwamen uit Hulst, al was Seraphina oorspronkelijk afkomstig uit Pauluspolder. Kort na hun komst werd de schuur getroffen door brand, waarna in 1911 een nieuwe werd gebouwd—een jaartal dat nog altijd zichtbaar is in het dak. Hun verblijf was van korte duur: in 1912 werd het erf opnieuw verkocht.
In het begin van de 20e eeuw kreeg de molen steeds meer te maken met concurrentie van moderne machines. Die technologische vooruitgang maakte het lastig om een traditionele korenmolen, inmiddels al zo’n 200 jaar oud, nog rendabel te houden.
Dat zie je ook terug in het verloop van de eigenaars. Waar veel boerderijen generaties lang in dezelfde familie blijven, wisselde de molen na het overlijden van Pieter Verdurmen in 1906 regelmatig van eigenaar. Tussen 1907 en de sloop in 1925 waren achtereenvolgens Eduardus Modde, Marinus van Driel, Honoré van Leuven, Petrus Heijens en Alphons Lansue er molenaar.

Openbare verkoop 1907 na overlijden van Pieter Verdurmen

In 1911 na brand herbouwde schuur