De molen van Pauluspolder

De sloop

In 1924, het jaar dat Alphonsus Lansue eigenaar wordt van de molen, wordt deze bij een najaarsstorm zwaar beschadigd. Lansue vraag een sloopvergunning aan. Over deze sloop ontstaat correspondentie met Vereniging de Hollandsche Molen die dan nog maar net is opgericht en (getipt door het Ministerie van Onderwijs, Kunsten en Wetenschappen) pleit voor behoud van de molen. 
Uit een handgeschreven reactie van Lansue van 14 december 1924 wordt de staat van de molen nauwkeurig omschreven: “Hij is van den storm kapot geslagen en uiteen gedraaid. Een roei is de midden doorgeslagen en de tweede roei den kop af en de latten af en de derde is de latten met zijl op afgebroken. Dan is hij van binnen den balk daar de stenen op draaien door de zij. Hij staat nog sterk op zijn stoel maar de kost is mij te zwaar om hem goed te maken” 
Volgens de brief taxeert een molenmaker uit Goes  de kosten om de molen weer goed te krijgen op Fl. 2.000,- maar “wil er dan nog niet voor in staan”.  Fl 2000 in 1924 komt overeen met ca € 20.000,- naar de prijzen van nu (bron: CBS prijzen toen en nu). Lansue geeft aan niet over die middelen te beschikken, en als hij die al had beter over kon gaan op de aanschaf van een motor om te malen. Deze zijn namelijk niet afhankelijk van de wind. Desondanks geeft hij aan er “niet op tegen te zijn wanneer het Ministerie van Onderwijs hem wil goedmaken”. 
Een paar dagen lager stuurt de vereniging nog een brief naar dijkgraaf Schillemans van Pauluspolder om hem in overweging te geven om als polderbestuur, samen met de Gemeente en enkele belangstellenden de molenaar in de kosten tegemoet te komen. Hierbij stelt de vereniging zelf een bedrag van Fl 100 beschikbaar. 
Hier wordt kennelijk niet aan voldaan aangezien de molen in 1925 alsnog is gesloopt. 
Overigens zijn op dat moment ook de twee andere naburige molens al verdwenen (Zuiddijk 1911, Rapenburg 1916).

Brief van Lansue van 14 december 1924