Vissen toen ...en nu

Door Richard Burggrave

Als fervent visser doe ik een poging om een vergelijking neer te pennen betreffende mijn belevenissen van de 65 jaar die ik op De Vogel vis. Als ik de verschillen tussen toen en nu vergelijk qua visaantal en materiaal is dit werkelijk gigantisch.
We hadden niet veel: een bamboestok, een vislijn zo dik, haken zo groot, soms gebogen kopspelden, aas een stukje aardappel, brood en wormen. Maden? Nooit van gehoord. Maar er werd gevangen en hoe. Ik weet nog goed dat mijn moeder zei: een pannetje paling zou wel lekker zijn. Vader nam dan zijn bamboehangel van ongeveer 10 meter lang en ging naar de wei van Ko de Feyter, op et zand, links en rechts een ijzeren pen, opdat ze niet zouden drijven, maar de pan paling was er. Zo ook baars, die was in grote hoeveelheden aanwezig. Aan de sluis op het fort was het maar ingooien en uithalen. Eerst met een wormpje en dan met een stuk sjapap.

Er kwamen ook visser uit België. Zij hadden beter materiaal. Zij visten met een werphengel meestal op karper. Mijn eerste molen kreeg in van Jan den Brusselaar, kwam echt uit Brussel. Een koperen gevalletje van ongeveer 7 centimeter doorsnee. Er kwamen geleidelijk ook molens in de winkel, wel vaste, later konden we deze een kwartslag draaien, maar dan uitgooien, ook at op gevonden, we legden de lijn in een cirkel op de wei. En zo uitgooien, maar als er een stekel of lang gras stond, u raad het wel, maar ja, een hengel van bamboe zonder ogen. Ook gefikst van ijzerdraad ogen gemaakt en omwonden met plakband, wat een erremoei. Dat was het materiaal, nu de vis.

Over vroeger moet men niet meer praten, dat is voorbij zegt men wel eens. Maar mijn verhaal zou niet compleet zijn als ik hieraan voorbij zou gaan. Ondanks ons materiaal werd er altijd vis gevangen. Als ik de vergelijking met nu maak is het nu bar en boos. Uren zitten zonder ook maar een beet is toch niet meer normaal. Dat hebben we nooit meegemaakt. Kijk eens naar de wedstrijden. Van mijn vader, ook een straffe visser, hoorde ik dat er voor WO II al enigszins in wedstrijdverband gevist werd. Men daagde elkaar uit op de zondagmiddag een wedstrijdje te leggen. Als de oorlog er niet tussen was gekomen was de visclub waarschijnlijk eerder opgericht. Het probleem was: Richtte men een vereniging op moest er een akte van gelijkschakeling worden getekend, betekende dat de Duister baas was en de vereniging gebruikt kon worden als propaganda. Gelukkig waren zij slimmer.

In 1946 is de club opgericht. Men moest 16 jaar zijn om lid te kunnen worden. Ik ben in 1949 lid geworden. De wedstrijden waren een dorpsgebeuren. Heel het dorp was aanwezig. De plaatselijke caféhouders waren er met bier en frisdranken. Ons plaatselijk bandje, De Rebellen speelden op de platte wagen van Bun. Het aantal deelnemers was enorm. Overal kwamen ze vandaan. Ongeveer 80 to 100 vissers. De gevangen vis werd gesorteerd en naar het Liefdehuis in Groenendijk gebracht. Ik weet dat mijn verhaal niet compleet is, maar heb getracht de evolutie van het vissen en de visclub op papier te zetten.

Goede vangst, R. Burggrave