Kermis in de polder

Door Kees Vinke

Een verhaal van Kees Vinke over de vroegere kermissen in Pauluspolder 

Om te beginnen, de "Polderkermissen" in vroeger jaren. Eerst iets over de kermissen in het land van Hulst in zijn algemeenheid. Elk dorp en elk gehucht had zijn eigen kermis op vaststaande weekenden van het jaar. Het begon met de meikermis in Hulst en het eindigde met de oktoberkermis. Daar tussen zaten al die andere plaatsen; op sommige plaatsen ook wel twee keer in die periode. Het waren dus weekenden; beginnend op zaterdag en eindigend op maandag.
Voor de plaatselijke bevolking waren dit hoogtijdagen. De woning kreeg een extra beurt en ook het erf en de tuin moesten er netjes bijliggen. De familie uit het land van Hulst kwam meestal op zondag op bezoek. De maandag ging niemand van de dorpelingen en de omgeving werken. Die dag vierde de eigen bevolking kermis. Er kwamen dan nauwelijks mensen van buiten het dorp. De jongens en meisjes gingen allemaal naar de zondagse kermissen in de hele streek. De kermis was de gelegenheid waar de jongeren elkaar ontmoetten. In de plaatselijke kleine cafeetjes werd er gedanst. Met zoveel mensen binnen was het meestal bloedheet. Daar stoorde niemand zich aan: je was gezellig bij elkaar. Een volle week werken kostte minder zweet dan een avond dansen.
De kermis begon al vrij vroeg op de dag; zo ongeveer rond vijf, zes uur. Had je als jongen rond negen uur in de avond nog geen meisje gevonden dan kon je het die dag wel vergeten. Ze waren dan allemaal al naar huis toe, behalve de meisjes die al een vriend hadden. Die bleven nog wat langer. Naast de dansgelegenheid stonden er ook nog: een mallemolen, een kindermolen, de zweefmolen, de schommel en een kraam met snoep en friet. De ijscokar mag zeker niet vergeten worden. Vooral op maandag werden de bloemetjes flink buiten gezet.
Velen spaarden een heel jaar om op die dag kermis te kunnen vieren. Op een paar dorpen begon de kermismaandag met een mis in de kerk. Op dat moment werden de mensen herdacht die in het afgelopen jaar overleden waren. Ik weet zeker dat ze op Hengstdijk zo begonnen. Kloosterzande had twee keer kermis in een jaar. Deze waren niet gepland in een weekend maar op 29 juni en 15 augustus. Dit waren kerkelijke feestdagen. De kermis van 29 juni werd al spoedig verschoven naar de zondag voor of de zondag na 29 juni.

Nu dus naar de kermis in Pauluspolder of de "Polderkermis". De polderkermis was de eerste zondag van september, de zaterdag daar aan voorafgaand en de maandag erop. Op de kalender kon dat zes dagen verschillen omdat de eerste zondag in september 1 of 7 september kon zijn. De week ervoor was de kermis op Hengstdijk, de week erna op Boschkapelle.
Als schooljongens leefden we de week vooraf al naar de kermis toe. Het eerste waar we naar uitkeken was de komst van de wagens met spullen die van Hengstdijk kwamen. Die werden gebracht door Frans Koster uit Axel. Hij was een vrachtrijder met paarden. Voor de klompenmakers van de Clinge vervoerde hij veel bomen. Eind jaren 20, begin jaren 30 heeft hij nog op Pauluspolder geboerd. Op de plaats waar nu de familie de Waal woont Na afloop van de kermis vervoerde hij alle wagens naar Boschkapelle. Wat later had men Frans niet meer nodig omdat de kermisexploitanten zelf een vrachtwagen aanschaften. Kees de Smet van Pauluspolder en van der Walle uit Terhole hebben dit vervoerswerk ook nog gedaan. Dit heb ik van horen zeggen.
Het materiaal voor de schommel stond aan de zijkant van de weg voor het cafeetje van Lafeber, ook wel De Oude School genoemd. Tot 1912 stond daar de school. Later werd een nieuwe school gebouwd waar ik mijn kennis heb opgedaan. Een oude polderjaan heeft mij verteld dat er zelfs een keer de schommel en de zweefmolen gestaan hebben. Later kwam de schommel niet meer. De zweefmolen van de familie Janssen was er altijd. De zweefmolen stond op het erf bij de familie Sponselee. De familie Janssen bestond uit een wat oudere vrouw met de dochters Marieken en Liesbeth. Een jongen van de "Polder" heeft zijn uiterste best gedaan om met Marieken verkering te krijgen. Het is hem helaas niet gelukt, hooguit ontstond een vriendschap. Later werd de zaak voortgezet mede door de zoon Chris. De hele familie hielp bij het opbouwen en weer afbreken van de zweefmolen. De dochters hielpen daar ook bij. Zo ook op het dorp Hengstdijk. De meisjes droegen daarbij een overall. Zo liepen ze ook over het dorp van het werk naar hun wagen die een eind verderop stond. De toenmalige pastoor van Hengstdijk vond het maar niks, vrouwen in mannenkleren. Hij achtte het nodig om in de mis op zondagmorgen dit aan de orde te stellen. Dat hoorde natuurlijk ook de familie Janssen. Zij waren het hierover met de pastoor totaal oneens. Een pittig gesprek tussen hun beide volgde en het resultaat was dat de pastoor de volgende zondag zijn excuses vanaf de kansel aanbood.

Op de polderkermis stond ook nog de snoepkraam van Bon Raman en zijn twee vrouwen. Behalve zijn eigen vrouw was er ook nog een zuster van een van beiden in dat gezin. Die zuster stond ook altijd in de snoepkraam. Deze familie woonde op de Margaretsedijk
Door de week kwamen ze met kar en paard met kruidenierswaren bij hun vaste klanten langs de deur. Daarnaast werd voor de familie Muller, die een timmerfabriek op dezelfde dijk hadden, ramen, deuren en kozijnen naar bouwwerken in de regio en tot in Terneuzen rondgebracht. Soms stond er op de kermis ook nog een friettent. De ijscokar was natuurlijk altijd aanwezig. In de cafés werd er gedanst bij de familie Lafeber, later Kees Stallaert. Toen dit cafeetje sloot was het dansen bij de familie Mannaert naast de school.

Bij Fons Sponselee en zijn zuster was het altijd gaaibollen. Het was een heel oud spel wat bijna nergens anders werd gespeeld. Men gebruikte houten schijven van ongeveer 15 centimeter middellijn. Die werden over een afstand van ongeveer 10 meter over de grond een bord opgerold. Dat bord van ongeveer 2 meter lengte en 1,5 meter breedte stond als een helling opgesteld. Bovenop waren houten pennen gezet ongeveer 30 centimeter lang en bovenaan wat aangepunt. Op die houten pennen werden klosjes vastgedrukt (de zogenaamde vogels) die ongeveer 19 bij 5 centimeter groot waren. De speler moest met die schijven proberen de vogels eraf te gooien. Achter dat bord met de vogels was een zeil gespannen zodat de schijven en de vogels niet te ver wegrolden. De baas van de staminee had enkele dagen voor de kermis de grond voor het bord netjes gelijk gemaakt en het gras verwijderd. Zo kon er vlot over de grond gerold worden. De schijven werden bollen genoemd. Enkele grote schooljongens werden gevraagd om bollen te rapen. Ze verzamelden die in een mand en brachten ze terug naar de spelers. Waar zijn de spullen van dit spel na het sluiten van het cafeetje gebleven? Ik zou het niet weten.

De kermisdagen op een dorp waren zo belangrijk dat de mensen op kermismaandag niet gingen werken. De financiële gevolgen daarvan waren voor eigen rekening, want de werkgever betaalde het niet. In het najaar van 1944 werd het zuiden van het land bevrijd van de Duitsers. In de Pauluspolder stond de kermis opgesteld. We beleefden op naar ik meen 4 september de "Dolle Dinsdag". De bezetters waren in paniek op de vlucht voor de geallieerde bevrijders. Deze stuurden berichten de wereld in dat ze heel België al bevrijd hadden; zelfs al een groot gedeelte van Zuid-Nederland. Ook de plaatselijke bevolking geloofde dit en zij gingen de bezetters en hun handlangers te lijf. De zweefmolen van de familie Janssen stond ook nog op het erf van de familie Sponselee. Zij besloten daar rustig te blijven staan gezien de onzekerheid van de toestand in Zeeuws-Vlaanderen. Op die bewuste dinsdag dacht eenieder dat we inderdaad bevrijd waren. Dat moest gevierd worden. De muziek werd aangezet en de zweefmolen draaide op volle toeren. Dat was op dinsdag nog nooit gebeurd! Persoonlijk kon ik niet tegen dat gedraai dus ging ik nooit in de molen zitten. Ik dacht er nu wel tegen te kunnen. Ik stapte in de molen; na een keer had ik moeten stoppen. Ik bleef nog een keer zitten. Het gevolg laat zich wel raden. Ik was zo misselijk en ziek, dat..... Het vervolg snap je wel.

Tijdens het feestvieren in de avond werden door mensen van de ondergrondse en het verzet mensen uit de gemeenschap opgepakt en meegenomen. De ondergrondse en het verzet waren uit hun schuilplaatsen gekomen. De propaganda was echter te voorbarig geweest; we waren nog niet bevrijd. Alle opgepakte mensen moesten weer terug vrijgelaten worden. Het was een geluk dat de echte bevrijding door de Polen kort daarop geschiedde. De bezetters en hun handlangers kregen geen tijd om verhaal te halen. Bij een latere bevrijding was het op een bloedbad kunnen uitlopen in Zeeuws-Vlaanderen. De zweefmolen is door vliegtuigen nog een keer beschoten. De eigenaars hebben zich met hun wagens nog een hele tijd op Pauluspolder schuil gehouden.

Ook kermisattracties waren niet altijd veilig getuige het volgende voorval. De zweefmolen draaide op volle toeren toen een meisje van de Polder eruit rolde. In de buurt van de zweef stond een heg; dat was haar geluk. Ze vloog er bovenop. Het liep af met wat schrammen en blauwe plekken. Haar kleding was wel aan flarden.

Wat ik in het begin al vermelde waren de kermissen de ontmoetingsplek voor de jongeren. Zij gingen elke zondag naar een dorp waar kermis was. Zo kwamen ze ook op de Polderkermis.
Er zijn huwelijken gesloten die hun begin op de Polderse kermis hadden. Persoonlijk weet ik dat van twee stellen. Kortgeleden heeft een van die stellen de 50-jarige bruiloft gevierd. Bij de families thuis werd er tijdens de kermisdagen extra aandacht besteed aan het eten en de gezelligheid. Zo ook in mijn familiekring.
Twee zusters van mijn moeder en moeder zelf natuurlijk met de echtgenotes zorgden voor de speciale sfeer. Een zuster woonde op Kuitaart de ander op Boschkapelle.In juni was het op Kuitaart kermis, dan gingen we daar naar toe; de eerste zondag van september kwam de groep naar Pauluspolder en de tweede zondag trokken we naar Boschkapelle. Wij als kinderen noemden dat de "Kermisploeg". De kermis zelf werd niet bezocht. Het was zuiver en alleen om de familieband te doen.

Een verhaaltje uit die tijd dat nog steeds de ronde doet:

Omstreeks 1948 werd in de Pauluspolder een ruilverkaveling uitgevoerd.
Een aannemer van de overkant had een deel van de klus aangenomen.
Op een dag deed de motor van een van zijn machines het niet meer.
De lokale fietsenmaker, Bert Ongenae, werd er bij gehaald.
Hij liep 4 keer om de machine heen. Daarna nam hij zijn vuisthamer en sloeg zo hard hij kon op de motor.
En tot ieders verbazing deed de motor het weer.
De rekening was voor die tijd hoog: 25 gulden.
De aannemer vond de rekening ook hoog en vroeg om een specificatie.
Die was als volgt:
Een keer met de hamer slaan 1,-- gulden
Weten waar te slaan: 24,-- gulden.
Totaal 25,-- gulden

Bron George de Schepper.

Hier volgen enkele voorvallen die ik op de kermis heb meegemaakt of gehoord heb van anderen:

1. Elk dorp had zijn veldwachter. Stoppeldijk dus ook. Hij moest zorgen dat de feestgelegenheden op tijd gesloten werden. Daarna gingen de mensen vanzelf wel naar huis. De veldwachter was geen geziene man. Ruimschoots op tijd was hij al op de Polder. Hij had nog tijd om een praatje maken met een groepje mensen voor het café van Mannaert. Tegen sluitingstijd was het al donker. Verlichting was nog nauwelijks aanwezig. Een man kwam uit het duister op het groepje mannen af en gaf de veldwachter een stevige trap onder zijn achterwerk en verdween in het duister. Hij reageerde als door een wesp gestoken. Hij dacht dat een man uit het groepje de dader was. Ook deze man reageerde zeer fel. Een flinke woordenwisseling was het gevolg. De dader stond op een afstandje het resultaat van zijn werk af te luisteren. De mensen uit het groepje deden alsof hun neus bloedde.

2. Het volgende vond plaats op kermismaandag al vroeg in de avond bij Mannaert. Er speelde een orkest en er werd volop gedanst. Elk jaar kwam in de vroege avonduren een dochter van een boer uit de buurt enkele uren naar het dansen kijken en ging daarna weer huiswaarts. Een van de stamgasten had een voorstel. Ik geef een rondje voor de gehele tent wanneer hier iemand is die met die meid kan dansen. Spontaan kwam iemand naar voren: "Dat kan ik". Het orkest begon weer te spelen en hij stapte er op af en trok haar de dansvloer op. Daar was ze niet van gediend en gaf hem een stamp in zijn maag. Met zoveel kracht dat hij achterover languit op de dansvloer viel. Iedereen lachen natuurlijk behalve de boerendochter. Ze vluchtte de tent uit en is vermoedelijk hard naar huis gelopen. De stamgast moest geen rondje betalen.

3.In de staminee van Fons en Sjo Sponselee werd niet gedanst. Daar zaten de mensen die in een rustige omgeving wat wilden drinken. Om naar achterbuiten te gaan moest je door een lage aanbouw van het huis. Daar was de buiskachel tijdelijk opgeborgen. Die stond verder het hele jaar binnen te branden. Een hele bekende had zich daar verstopt. Dat ging erg gemakkelijk omdat er geen verlichting was. Wanneer iemand langs daar naar buiten ging sloeg hij met de kachelpan op de rest van de kachel. Het gevolg was een stofwolk van kachelroet die in de aanbouw hing. Een jongen met veel brillantine in zijn haar ging ook naar buiten. Al het kolenstof bleef in zijn haar plakken. Hij kon zich niet meer op straat en binnen vertonen en was genoodzaakt om naar huis te gaan.

 4.Het volgende speelde zich ook bij Fons en Sjo af. Wanneer je door dat lage gebouwtje achterbuiten kwam vond je de wc een eindje verderop. Dat was toen heel gewoon. Er was nog geen waterleiding. In de volksmond werd het een "plonsplee" genoemd. De mannen en vrouwen die wat gedronken hadden moesten op tijd dat vocht kwijt zien te geraken. Voor de mannen was dat geen probleem; die vonden wel een plekje in het donker. Voor de vrouwen was dat moeilijker. Zij maakten gebruik van de plonsplee. Stonden er veel vrouwen dan moesten ze op elkaar wachten. Sommigen vonden dat wachten te lang duren of de nood was te hoog. Ze deden het dan maar op het grasveldje ernaast. Verlichting was er bijna niet dus niemand zag het. Wij jongens, pas van school, kregen dat in de gaten. Het was er behoorlijk donker dus wilden we dat wel eens beter zien. Een van ons had een klein batterijlichtje gehaald. Vermoedelijk thuis gepikt. Wij stelden ons verdekt op en zodra er een vrouw op het gras zat kwamen wij tevoorschijn met het lichtje. We schenen dan op die dame en precies op het lichaamsdeel wat we graag wilden zien. We vonden het geweldig maar de dames waren er niet van gediend. Een paar potige dames joegen ons daar weg en het was uit met die pret.

 5.Op het laatst van het bestaan van het café van Mannaert werd er in de schuur ernaast gedanst. Eigenlijk was het de garage waar normaal de vrachtwagen stond. Toen het feest volop aan de gang was haalden enkele mannen bij een boer in de buurt een varken uit zijn hok. Het beest woog ongeveer een veertig kilo. Ze droegen het beestje naar de dansvloer en lieten het daar los. De dansparen schrokken zich een ongeluk. Het varkentje zelf was ook totaal van streek. Voor de politie er was werd het varkentje terug naar zijn hok geloodst. Het was namelijk een varken dat zonder vergunning werd gehouden om later illegaal te slachten. De kermisgangers konden er hartelijk om lachen, de betreffende boer niet.

6.Toen er maar een café meer over was zochten we het wat verder op. We gingen naar een groepje huizen dat we "Den Oek"noemden. Daar stond nog een staminee. Het werd bewoond door een vrijgezelle dame Angela Vermeulen genaamd. Later is ze getrouwd met Bert Ongenae van Boschkapelle. Daar woont nu de familie de Roos. Bij haar in de kost lag een kostganger. Rienus van der Kaa uit Moordrecht bij Rotterdam. Twee broers van hem waren op Rapenburg in de kost. De gebroeders hadden samen een transportbedrijf voor grondvervoer. Ze deden werkzaamheden voor de ruilverkaveling in de Pauluspolder net na de oorlog. Ze hadden voor die tijd hypermodern materiaal. Ze werkten met kiepwagens met oliedruk. Het waren potige mannen van meer dan 100 kilo, niet te lui om te werken en als het kon stevige uitgaanders. Wij waren op een kermismaandag naar "Den Oek" gewandeld toen Rienus in zijn kosthuis aankwam. De bazin, ook niet te beroerd om een grap uit te halen, zei:"Ik ga Rienus trakteren". Wij waren benieuwd wat de traktatie zou zijn. Ze pakte een borrelglas en goot het vol met azijn. Hij kwam binnen en ze zei: "Het is vandaag kermis en ik ga trakteren; je krijgt een borrel van mij". Vol spanning zaten we te wachten op het moment dat hij de azijn zou weg smijten maar dat gebeurde niet. Hij dronk hem in een slok leeg en zei: "Geef me er nog maar een". Een dergelijk reactie hadden we niet verwacht.

Tot nu toe waren dit allemaal leuke voorvallen. Een enkele keer gebeurde er ook weleens iets minder leuks. Op de kermis dus ook op Polderkermis kwam het wel eens tot ruzies. Niet met wapens en dergelijke zoals tegenwoordig wel eens gebeurd. Meestal waren het scheldpartijen en enkele keer vielen er ook wel eens klappen. De oorzaak lag vaak in voorvallen die in het afgelopen jaar waren gebeurd. Op de kermis na wat gedronken te hebben kwamen de frustraties naar buiten. Meestal waren de beide partijen al kort aangebonden, maar op de kermis ontstond vaak het druppeltje dat de emmer deed overlopen. Gedachtig het spreekwoord: "Als de drank is in de man, is de wijsheid in de kan".
Het ging altijd over onbenullige dingen of gebeurtenissen: kinderen die kattenkwaad hadden uitgehaald, overlast van huisdieren zoals kippen en katten. Verder zijn er nog een heleboel redenen op te noemen. De meeste ruzies waren na korte tijd de wereld uit. De volgende kermis staken ze toch weer de kop op. Dikwijls waren het dezelfde mensen of families.

Er is een groot verschil tussen de kermissen van voor en na de oorlog. Zo ook op de "Polder". Na de oorlog was er nog een gelegenheid over nl. van de familie Sponselee. Daar werd nog gegaaibold. Op het schoolplein waren er volksspelen voor de kinderen. De familie Sponselee lieten met de kermis een tent komen van de familie de Vlieger van Kuitaart. Die zorgden ook voor de drankvergunning.
Naar ik mij kan herinneren en bij navraag van mensen die toen nog op de Polder woonden is de danstent van Vlieger twee jaar achtereen gehuurd. Eind vijftiger jaren viel het doek. De tijden veranderen de kermissen zijn niet meer het hoogtepunt in het dorpsleven. Het autobezit nam toe en de mensen gingen ver weg op stap. Steeds meer mensen kregen vakantie en het geld werd daaraan besteed in plaats van aan de kermis.
Ook polderkermis is een stille dood gestorven. We zijn nu vijftig jaar verder. Ook in de grotere dorpen is een echte kermis verleden tijd. Daarvoor in de plaats zijn op enkele dorpen feestelijkheden gekomen die op dezelfde zondag als de kermisdag georganiseerd worden. Er zijn later op de "Polder" toch wel dingen georganiseerd waarin een kleine gemeenschap groot kan zijn. Dat waren feesten ter gelegenheid van veertig-,vijftig- of zestigjarige huwelijken.
In 1962 waren de echtparen Alfons Borm-Haulez en Bon Raman-Vaal van de Margaretsedijk vijftig jaar getrouwd. Er werd een feestcomité gevormd. De woningen en erven kregen een feestelijk aanzien. Met sparrenbomen, vlaggen en ballonnen werd druk gewerkt. De voorbereidingen waren minstens zo leuk als het feest zelf. De feestgroep had het goed te pakken, een volgend feest was snel bedacht. Het paar Piet Mannaert-de Dijcker zou het komend jaar veertig jaar getrouwd zijn. Bij het opruimen van de sparren zei Piet Mannaert: "Mannen laat ons die maar verbranden".
Dat was niet de bedoeling. Achter de school in een drinkput werden de sparren en het groen bewaard. Piet werd niet van de plannen ingelicht. Ieder hielp ijverig bij het uitvoeren ervan, ook Piet. Hij zou pas volgend jaar veertig jaar getrouwd zijn, maar een lid van de feestclub kreeg hem zo ver dat het wat eerder gevierd werd. Het groen en de sparren konden niet eeuwig groen worden gehouden ook al lagen ze in het water. Dezelfde sparren en het groen werden bij Piet voor de deur gezet. Toen begreep Piet waarom het niet verbrand mocht worden.

Tien jaar later(in 1972 en 1973) herhaalde zich dat nog een keer. Het echtpaar Alfons Borm-Haulez was zestig jaar getrouwd. Dit feest is toen in een café op Rapenburg gevierd. Na afloop naar huis rijdend was op de kruising Blokweg/Zuidweg een boer een auto uit de sloot aan het trekken. Een meisje had pas haar rijbewijs en was met de auto van haar vader achteruit de sloot ingereden. Ze was een heel goede bekende van ons. Ze kwam met de schrik vrij maar wel doornat en versteven van de kou. Na een goede wasbeurt bleek de auto onbeschadigd te zijn. 
Het jaar daarop (in 1973) waren twee echtparen vijftig jaar getrouwd. Het echtpaar Mannaert-Haulez en Alfons de Meijer-Kroes van de Margaretsedijk. In de landbouwschuur van Alfons Sponselee-Engels is er gefeest. Het feest begon met een mis in de schuur. Vermoedelijk is de mis opgedragen door Pater Jansen van Boschkapelle. Tijdens deze dienst werd herdacht dat honderd jaar geleden de kerk in Pauluspolder werd gesloopt en overgeplaatst werd naar Rapenburg. Dit greep bij veel Polderjanen diep in hun geloofsleven in. Volgens overleving zijn een aantal mensen nooit naar Rapenburg naar de kerk gegaan. Ze hebben onze kerk afgenomen; dus we hebben geen kerk meer. Als compensatie hebben deze mensen wel schuurkerkdiensten gehouden. Hetzelfde deed zich voor in 1937. Toen werd de school het doelwit. Een van de eerste besluiten van de nieuwe gemeente Vogelwaarde was het opheffen van de Openbare Lagere School in Pauluspolder. In 1936 werden vier kleine gemeentes te weten Stoppeldijk, Boschkapelle, Hengstdijk en Ossenisse samengevoegd tot de gemeente Vogelwaarde. De ouders van de leerlingen toen maakten daar bezwaar tegen bij de Provincie Zeeland. De opheffing van de school ging niet door; het raadsbesluit werd door de provincie ongeldig verklaard. Ik zelf was toen een van de leerlingen. De school is blijven bestaan tot 1971. Wegens gebrek aan leerlingen ging ze dicht.

Tot slot een terugblik: Vijfenzeventig jaar in de "Polder".

Niet alleen de kermissen veranderden. Alle sectoren van de maatschappij zijn veranderd. Persoonlijk woon ik nu in de vierde gemeente zonder te verhuizen. Ik ben geboren in de gemeente Stoppeldijk. In 1936 werd de nieuwe gemeente Vogelwaarde gevormd. In 1970 volgde de samenvoeging tot de gemeente Hontenisse. Die is op zijn beurt weer opgeheven en samengevoegd tot de gemeente Hulst.
Op dit moment zijn er drie gemeentes in Zeeuws-vlaanderen. Hoe lang nog? Bij de waterschappen zien we een zelfde ontwikkeling. Begonnen werd in de kleine polder Ser Pauluspolder ongeveer 500 ha groot. In 1965 werd het “het Hulster Ambacht.” Het kantoor was in Hulst waar ook vergaderd werd. De eerste dijkgraaf was Willem Staal. Hij was ook gezworenen in de Ser Pauluspolder. Drie waterschappen waren er toen nog. Eind jaren negentig ontstond een waterschap voor geheel Zeeuws-vlaanderen.
In 2010 wordt gestart met de vorming van een waterschap voor geheel Zeeland. Een ingrijpende gebeurtenis was de ruilverkaveling "Pauluspolder". Het was de eerste verkaveling in Zeeland. De start was net voor de oorlog en het einde was enkele jaren later namelijk in 1947. Tijdens de oorlog werd er met handkracht gewerkt later met machines. Acht jaar is er gewerkt om 500 ha een nieuw aanzien te geven.
Het wegenstelsel werd geweldig uitgebreid door het aanleggen van nieuwe wegen. Ik ga ze proberen te noemen. Ser Pauluspolderstraat, van Polderweg naar de Vogeldijk; Lettenburgstraat, in oostelijke richting van Ser Pauluspolderstraat tot de hoek Vogeldijk/Meerdijk; de Blokweg van Kerkweg naar Zuidweg; het laatste stuk Zuidweg in westelijke richting tot de Vogelweg; de Zuidweg in oostelijke richting van Polderweg naar Meerdijk; de Vogelweg van het dorp Vogelwaarde tot aan de Vogel.
Enkele stukken Kerkweg zijn verlegd. Voorbij de kruising met de waterloop loopt die nu naar de kop van de Vogeldijk, daarvoor ongeveer 150 meter richting de Vogel. Een klein stukje bij het begin van de Kerkweg liep over het erf bij de familie de Waal. De toenmalige bewoner kreeg daardoor meer ruimte voor zijn gebouwen.
Ook een klein stukje Polderweg is verlegd. Bij de buurtschap "Den Oek" liep de weg vroeger langs de huizen. Het weggetje zelf is wel intact gebleven. De Ravensweg (Schelferstraat) is verdwenen. Deze liep van eind Kerkweg tot de hoek Zuidweg/Ravensweg. De weg liep bijna geheel door de landerijen en erf van de nieuwe boerderij van de familie Boeding.
Een aantal kerkpaadjes zijn ook verdwenen tengevolge van de ruilverkaveling: het paadje van Gijsel, het liep van de Ravensweg naar halfweg de Hengstdijkse Keiweg. Ook verdwenen is het paadje van buurtschap "De Polder", het liep naar de Zuidweg. Zo ook het paadje dat van De Polder naar de Vogeldijk liep (den Tragel). Waar het blokkenspad liep ligt nu de Blokweg. Door het poldertje van de Feijter liep het pad dat de Vogeldijk verbond met het Vogelfort.
Tenslotte was er het paadje van eind Heernisse Kerkpad langs de noordelijke waterloop in de polder en verder in westelijke richting lopend tot de Ravensweg. Al deze paadjes stonden op de legger van wegen en waterlopen in Zeeland. Door de ruilverkavelingwet werd het mogelijk deze paadjes op te heffen. In de zestiger jaren werd de Ruilverkaveling Stoppeldijk uitgevoerd. In "De Polder" was dat de tweede verkaveling. Het gehele project besloeg bijna 7000 ha. In vrij korte tijd kwam het voor elkaar. Daar werd uiteraard gebruik gemaakt van grote grondverzetmachines. De ontwatering in de Pauluspolder is er door verbeterd. Een tweetal jonge boeren werden uit de "Polder" verplaatst naar de Fevopolder. Hierdoor kwam er grond vrij voor vergroting van bestaande bedrijven. Een tweetal bedrijven van het dorp Rapenburg werden verplaatst naar "De Polder". Een bedrijf werd nieuw gebouwd.

Het maatschappelijke leven onderging na de oorlog een geweldige verandering. Uit de buurtschap "De Polder"zijn verdwenen: drie staminees, een winkel, een school, een dorpstimmerman en een handelaar in boter en eieren. In de omgeving van"De Polder" haalde de Boter- en eierenhandelaar bij de boeren zijn waren op. Uit de buurtschap "Den Oek" verdwenen twee cafés(een droeg de naam "De ster") en een winkel. Op de Margaretsedijk tenslotte: een timmerfabriek, een café en een winkel. In de 500 ha grote Pauluspolder stonden ongeveer 25 boerderijen. De grootte varieerde van enkele hectares to ongeveer 30 ha. Tot vlak na de oorlog leefde de gehele bevolking van de landbouw. Ook de middenstand draaide op het landbouwgebeuren. Denk aan de smid, de wagenmaker, de timmerman en de winkeltjes in het dorp.

Ik heb geprobeerd een beeld te schetsen van het leven op het platteland vanaf 1930 tot op heden. Het begon met de kermis en het is geëindigd met het reilen en zeilen in "De Polder".

De middelste foto ( kermis 1954)  met namen is te vinden op de website met oude foto's.
Klik hier om deze te bezoeken

Andere verhalen van Kees Vinke:

Landbouw in de twintigste eeuw

Stukje uit het verhaal: De koewachter moest melken, samen met de meid, zij moest ook de varkens verzorgen. De koejongen kreeg van iedereen op de boerderij opdrachten, van de boer, boerin, knechten en niet te vergeten van de meid.

Klik hier voor het verhaal
Ruilverkaveling Pauluspolder 1939-1947

Stukje uit het verhaal: Het is dit jaar dus 75 jaar geleden dat deze verkaveling gestemd en aangenomen is. Het was de allereerste ruilverkaveling in Zeeland.

Klik hier voor het verhaal