Er zijn er vast veel meer dan ik mij weet te herinneren, ik laat het aan anderen over om de namen aan te vullen of om de uitleg te verbeteren. Ik hoop dat iedereen die iets of iemand herkend het met een glimlach wil lezen.

fotoMeester De Volder, met zijn lange witte baard, ken ik recent van de foto op de onvolprezen website van Hengstdijk. Het gezegde: Rekenen als meester De Volder, weet ik van mijn vader.

fotoKoster Piet Geensen mag ik niet vergeten. Vele ochtenden kwamen wij tegelijk bij de kerk aan. Hij mompelde een altijd onverstaanbare groet, opende de grote kerkdeur en bij het binnengaan van het portaal langde (deed) hij zijn pet af. Het was net of hij dan het licht aanstak, zo wit was zijn kale hoofd.
Enkele keren per jaar mocht ik mee op inspectie naar boven in de toren, tot de galmgaten toe. We passeerden dan de grote met leer beklede luchtbalg van het orgel die behoorlijk lekte, omdat er een zwaar gewicht (de kerkklok) op zou zijn gevallen. Meerdere keren heb ik de lucht in de zak mogen trappen als er op het orgel werd gespeeld. Het eentonige gestamp met het houten trappedaal kwam dan boven het orgel uit. Eén keer mocht ik mee binnen bij hem thuis in zijn lage huisje naast de winkel van Lies van Buyten. Er staat mij bij dat er een klein luik was in het halletje, wat zou gediend hebben als loket voor de post.

Veldwachter Martinet, met snor, kwam ook regelmatig zijn kaartje leggen bij ons in het café. Hij zette om vijf voor tienen, het sluitingsuur was toen nog tien uur, zijn officiële hoofddeksel op, liep langs achter naar buiten en kwam langs voor terug binnen om “het sluiten op te zeggen.” De begrafenis die ik mij als misdienaar het beste herinner was die van zijn vrouw, Nathalia van Vlierberghe geheten, en vraag me nou niet waarom ik dat zo goed onthouden heb.

Onze dorpsschilder was Gabriel van Bunderen die vlak bij de bewaarschool woonde. Hij was de man die op aangeven van Leon Hermans in grote cijfers 40+ op het raam had geschilderd toen ons vader veertig werd. De man was chronisch ziek en men had te doen met zijn gezin. Er werd voor hem een noveen gehouden bij het kapelletje in de buurt van de lagere school en ons moeder voegde nog al eens gauw een weesgegroetje voor zijn genezing toe aan het bidden voor het eten.

Jef van Trappen “lag in de kost” bij de familie Jan Collet. Hij kwam op een soort tropisch schoeisel regelmatig voor de middag bij ons achter langs in de keuken om zijn borreltje, dat stiekem uit de kelder werd gehaald. Als je maar Verlof A had mocht er immers geen sterke drank worden geschonken. Oude jenever was daarom de meest verkochte drank. Het verhaal dat hij zonder iets te zeggen, heel stiekem uit Indonesië was gevlucht, omdat hij anders door zijn plaatselijke vrouw zou zijn vergiftigd, zoals andere Indonesië-gangers was overkomen, sprak sterk tot mijn jonge verbeelding.

Joos de Waal van “De Afspanning” staat pontificaal op de film van Hengstdijk. Volgens hem draaide de aarde niet rond en hij zette daarom een “teel met water” op het bochtplassier. Als het water er de andere dag nog in zou zijn, dan was de wjeireld niet rond, stelde Joos.

Louis van Deursen met zijn grenskantaccent had vroeger zelf een café aan de Vogel, vlak bij het Vogelfort, dat weet ik van mijn moeder die ook van Het Fort kwam. Hij was ook, en tot op hoge leeftijd, een trouwe en opvallende bezoeker van alle cafeetjes in de omgeving. Eens riep hij mijn vader bij hem toen hij bij ons zat te kaarten. “Compiet, da ruikt ‘iër zo Sluiskil-achtig”, zei hij, waarop mijn vader de blik naar de vloer richtte en constateerde dat Louis zijn grote brandende sigaar had laten vallen en dat de vouw van zijn broek aan het smeulen was. Volgens hem was een vriendelijk meissen ook schoon meissen.

Naard van Stekelen reed wijdbeens trappend met zijn grote fiets en een paar baalzakken erop door het dorp en riep aanhoudend: Duiven en konijnenvellen te kjeup.

Jan Lebbeek heb ik nooit gezien, het schijnt een zwerver, zeg maar landloper uit Hulst van Koekenbakkershoek te zijn geweest. “Ik geef ulder mee Jan Lebbeek mee als gulder nie voegt”zei moeder als het te rumoerig werd in huis. En als je kleren smoezelig waren liep je erbij als Jan Lebbeek.

Er werd zuivel aan huis geleverd door melkboer Michel de Maat van Rapenburg en boze tongen beweerden dat hij de melkbussen die op de bakfiets stonden open liet staan als het regende.

De dorpsdokter kwam ook van Rapenburg en heette dokter Pey. Hij reed op een grote motor maar had ook een Engelse auto met houten frames waarin de deuren en de ramen zaten. Hij was beroemd om de zelfgemaakte eczeemzalf die je bij hem aan huis kon ophalen in een ovalen of rond kartonnen doosje.

Een speciaal gilde waren de leurders ook wel kaskesventen genoemd Met op de fiets een grote pak handelswaar probeerden zij de kost te verdienen, mensen zoals van Glansbeek van de Graauw, alias Lange Frans en Andriessen van Kloosterzande, de Naald genoemd.

Bakker de Vlieger met pots bovenop zijn vierkante kop van Kuitaart deed met zijn grote fietstassen in geweekte beschuiten. Dat waren gedroogde, doormidden gesneden boerenbeschuiten met anijszaadjes die je in een diep bord met kokend heet water overgoot, uitperste en met boter en bruine suiker opat. De onderkant vond iedereen lekkerder dan de bovenkant.

fotoOver Dees Hermans, (steenkolen)handelaar van beroep, kunnen vast velen nog een boek schrijven. Iedereen was bij hem thuis welkom, maar je moest liefst wel een borrel lusten. Ik heb hem veel later bij hem thuis nog gesproken, samen met Wim van Gemst, onder het genot van een zeer stevige borrel. Hij was destijds ook beheerder van het bankkantoor van de Boerenleenbank en bij controle van de kas en de boeken kwam controleur Kolenbrander uit Holland. Die kon heel goed tellen, met twee rijen tegelijk zeiden ze, maar ‘s avonds in ons café was hij regelmatig de tel kwijt waardoor zijn oordeel over de administratie van bankdirecteur wel wat milder zal zijn geweest dan normaal.

Zoon Leon Hermans was de drijvende kracht achter het bezoek van de Tour de France renners aan Hengstdijk en zou later het hele land doorkruisen als ondernemend organisator van allerlei festiviteiten voor o.a. Beck’s Bieren en Sinalco.

Twee van zijn lokale medewerkers waren Theo van Buyten en cafébaas Piet de Waal, die met hun met reclame beschilderde volkswagenbus de cafés in de omgeving bedienden. “Zullen we het nog eens gesteld maken”, zei Theo en dan bleven ze wel nog even aan de toog zitten.

Ook Lenard Somers was een bekend figuur. Ieder dorp had zijn commissionairs en men zei nog al eens dat ze nooit werkten. Vanwege hun beroep waar ze ook regelmatig in het café te vinden.

Piet Kerckhaert van den jeirden heuvel was een trouwe bezoeker van het café. Waar anderen wel eens moeite hadden hun eigen jas aan de kapstok terug te vinden, was dat voor Piet geen probleem. “D’n lesten is toch de mijnen” zei hij dan.

Piet van Dijk en Marie de Kort hebben vele jaren het café Het Trefpunt, annex danszaal en schutterslokaal, uitgebaat. Piet behoorde bij de bakkers die hun eigen brood lusten en was ook om een flinke kwinkslag nooit verlegen. Naar een tv-serie uit de tijd noemde hij Lenard “de langen heten Somers”. Ik denk zeker te weten dat die dat met zijn altijd beminnelijke glimlach heeft opgepakt. Van Piet zei dan weer één van zijn trouwe schuttersklanten, smid Remi de Guytenaere van Rapenburg: Van Dijk neemt kleine slokjes, maar wel veel.

Edy heeft enkele passanten genoemd. De rij met leurders en ondernemers die langs de deur kwamen op Hengstdijk blijkt een stuk langer te zijn. Aan de stamtafel kwamen nog de volgende namen langs. Een opsomming in willekeurige volgorde:
Piet Arens, schoenmaker van de Lange Munt.
Jan Lebbink met een paar reserveklompen op de rug.
Jan Hoed, (sloeber) de voorganger van Jan Lebbink.
Jasken, zonder duidelijke bedoeling.
Van den Branden, Een soort Blokker op wielen.
Jane Vis, leurde met vis, die ze aan een juk vervoerde.
Gebroeders de Moor van “de Cling” kwamen langs met potten en pannen en een omgekeerde kruiwagen op het dak.
Bracké, ook met potten en pannen.
Camiel van de Branden met schoenen.
Ko Schoen, (Ko van Fraaijenhove) met schoenen en reparatie van schoenen.
En nog enkele handelaren in textiel, die mee “nen pak goed” langs de deur kwamen Fruytier van Kuitaart, Van Dorselaar van de Groenendijk, Pol Roggeman uit Nieuw Namen, Mielken vlassenrood van Clinge.

Al met al moeten we Liza Kerckhaert (geboren 1904) gelijk geven. “Usdijk was nie groot, maar da gebeurde vanalles” Volgens de overlevering bedoelde ze daarmee:”Op usdijk zijn ze nie bang van den tram” en “Ze baaiden ulder ljersen wel us over”.
Dan begrijp je ook waarom die passanten graag langs Hengstdijk kwamen.