IK, CATHARINA VAN HENGSTDIJK

TH.C. Zwarekant - Blom

Het klinkt ietwat hooghartig maar, lieve mensen van Hengstdijk dat is helemaal niet mijn bedoeling. Alhoewel, ik sta hier toch maar jaar in jaar uit. Je kan niet zeggen, dat ik niet opval. Ik ben zogezeid, de blikvanger van een minidorpje in Zeeuws-Vlaanderen! Dat is toch niet niks. Ik heb generaties zien komen en gaan. Veel baby'tjes heb ik jammerlijk horen huilen, toen ze gedoopt werden" in naam van de Vader, de Zoon en de Heilige Geest ". Het woord "Amen" werd dan niet uitgesproken, hetgeen ik nooit begrepen heb.

Enfin, Mijnheer Pastoor wist al die dingen wel. Veel van die kleine hummeltjes heb ik zien opgroeien, heb hun apestreken gezien, zoals appels stelen uit de boomgaard van Mijnheer Pastoor. De goede ziele- herder ontstak dan in heilige toorn en vergat niet deze zware vergrijpen te vermelden in zijn zondagse preek. De appeldief- jes zaten dan vroom te luisteren, maar intussen heimelijk te genieten van de spanning die deze mededeling gaf, intussen vroom voor zich uitstarend.

Dan de eerste communie! 0, dat was me toch een feest. Hele families kwamen dan in het "nieuw" gekleed aanzetten en de communicanten werden omgetoverd in pronkjuwelen. Volgens mij keken de moeders met een soort van wedijver naar hun kinderen. Wie was de deftigste? Wie had de duurste kleren aan? In het begin van deze eeuw moesten de kinderen eerst twaalf jaar oud zijn, voordat zij te communie mochten gaan. Paus Pius de Tiende besliste naderhand, dat die leeftijd teruggebracht werd naar zes jaar. En, oooh, die meisjes van twaalf jaar oud waren dan zo mooi!. Het leek wel of mijn kerkje dan gevuld was met engelen.
Er heerste dan een hemelse blijdschap, mag ik wel zeggen. Na de plechtigheid werden deze "engelen" gefotogra- feerd door een heuse fotograaf, die de meisjes vriendelijk verzocht even op gepaste wijze naar het vogeltje te kijken. Er zullen in menig vergeeld foto-album nog wel dergelijke foto's bewaard gebleven zijn.

Dan al de bruiloften die ik heb meegemaakt. Ook niet mis! Het hele dorp liep dan uit. De pitten en de mitten, de neven en de nichten. Iedereen vierde feest. Ik heb dus vele kindjes gedoopt zien worden. Ze werden de kerk binnengedragen door hun "pit". Ik heb hen zien opgroeien, hun bruiloften meegemaakt, hun kinderen gedoopt zien worden en ik heb hen moe en oud zien worden. Vervolgens werden zij voor de tweede keer in mijn kerk naar binnen gedragen, maar nu voor de uitvaartdienst. Hun kist werd dan voor het altaar gezet, niet ver van de plek, waar zij eens gedoopt waren. Zo gaat dat in het leven. We komen en gaan weer. Bij de uitvaart werd er weer geschreid, maar nu door de familie en vrienden. Ach lieve mensen, ik heb toch altijd zo graag naar jullie allemaal gekeken. Jullie vormden samen met mij, Catharina, ons mooie dorpje aan de Vogel. Ik ben nu een bejaarde dame geworden. Alles wil niet meer zo goed. Het kraakt en knarst in al mijn voegen en ik wil jullie nog zo graag blijven begeleiden van de wieg naar het graf.

Uit mijn toren overzie ik de hele omgeving. Ik mag wel zeggen, ik ken geen een kerkje in de hele wijde omgeving, dat zo'n mooie ligging heeft. Vanuit mijn torentje mag ik zo graag naar onze Grote Vogel kijken, de kreek, die zich als een deel van een machtige rivier achter de dijk uitstrekt. Soms is deze Vogel schitterend blauw van kleur, als een strakblauwe lucht zich in haar spiegelt. Dan weer , als er zwaar weer op komst is, zijn haar woeste golven grauw-groen, terwijl de storm over haar heen dondert.
Verder zie ik de Putting, een ruig gebied, waar in het winter- seizoen duizenden ganzen neerstrijken. Het is vaak zo, dat het net is, of die ganzen hele gesprekken met elkaar voeren. Ik heb het wel verstaan hoor, uiteindelijk ben je daar Catharinakerk voor. Zij fluisteren elkaar toe, dat het zeer goed toeven is in onzen weidse "Putting". Eens op een nacht, waarbij de hele Putting prachtig was verlicht door het licht van de volle maan, zeiden ze mij, hoezeer ze gehecht waren aan ons unieke dorp. 0, dat ik dat heb mogen meemaken, maakt mij zeer gelukkig. Ik ben voor hun een baken, net zoals ik dat ben voor mijn parochianen. Verder zie ik vanuit mijn hoge post de vruchtbare akkers, waar ik mijn boeren op zie zwoegen, trots gezeten op hun tractoren. Zij zaaien, verzorgen en oogsten, totdat in het najaar de akkers vlak na het oogsten er weer als mooie lappendekens bij liggen. Mensenlief, daar kan ik toch zo van genieten! De lucht wordt dan gevuld met de geur van verbrand stro en als de wind mijn kant uit waait, snuif ik dat op met mijn galmgaten.

Vorig jaar september mocht ik het meemaken,dat men tijdens- een verlichte boerderijentocht mij ook in het licht van de schijnwerpers heeft gezet. Trots en fier stond ik daar, mijn toren fel afstekend tegen de donkere avondlucht. Het was alsof ik zei "mensen kijk goed naar mij ik sta hier nog steeds, maar wees waakzaam". Ik dacht toen: Hoe moet het nu met mijn dorpje, als ik er niet meer zal zijn en ingestort ben? Komt er hier dan een Disco, zodat jullie hier fijn kunnen dansen en swingen? Of komt hier een grote parkeerplaats? Misschien wat bejaarden- flats of een drie-sterrenhotel? En wat moet er dan met het kerkhof, waar jullie dierbare ouders en voorouders slapen? Komt er dan daar een supermarkt of iets dergelijks? Zeg nou zelf, als ik, CATHARINA, verdwijn, wat blijft er dan nog over van ons mooie dorpje! Mijn toren is als de vinger Gods, die naar de hemel wijst. Zij verheft ons allemaal boven het alledaagse bestaan en laat ons denken aan hogere waarden.