Aangifte

een verhaal van Thiele van Esbroeck-Roctus

Het zal zo halverwege jaren 1930 zijn geweest, de crisisjaren of den slechten tijd zoals mijn grootvader het noemde. Dat was geen al te beste tijd voor de gewone man die bij de boer werkte want meestal kon die alleen een dagloon verdienen als er werk was op het land of in de schuur. Op een zonnige winterachtermiddag kwam Piet van onder den dijk nabij Kampen naar het dorp om weer eens aangifte van geboorte te gaan doen. 'IJ et t ' r nooit op geschoofd, zeiden de buurvrouwen later toen ze het verhaal aan de weet waren gekomen en zijn hernieuwde vaderschap hoofdschuddend van bedenkelijk commentaar voorzagen. Het was dus voor hem de niet de eerste keer geweest en waarschijnlijk ook niet de laatste. En of het nou den elfden of den twaalfden kleinen was, dat wist eigenlijk niemand. Kinderen werden jaar na jaar in de simpele dijkhuisjes van de boerenknechten geboren en veel stierven er voor ze goed en wel konden lopen. Piet had die dag geen werk en in huis konden ze hem ook niet goed gebruiken. De baakster had hem al twee keer naar buiten gestuurd en hij stond in zijnen hof met een kapper in zijn hand wat zenuwachtig niks te doen. "Ga maar wat kluiten in de wind gooien", zei mijn grootvader van de Plattedijk als je in de weg liep. Piet was al zo 'n jaar of tien getrouwd maar veel verstand van dingen met vrouwen had hij niet en erg nieuwsgierig wat dat betreft was hij ook niet. Ze zouden bij de boreling de navelstreng afbinden mee n 'n sjettendraad en doorknippen en hij moest de rommel van de nageboorte in den hof onder de grond steken. Dat had de opperknecht van boer van Wesemael op de Koningsdijk hem ongevraagd vlak voor zijn trouwen gezegd tijdens het bieten kuisen in de schuur. Het was weer een flinke opluchting toen de baakster hem naar binnen riep en meteen zei dat alles goed was. Hij zag dat zijn vrouw moe maar content en fris gewassen in de bedstee lag. Van de kleinen was niks te zien, die was compleet in doeken ingebakerd en in een zelf getimmerd houten kistje gelegd. Hij hoorde wel zachte geluidjes en was al net zo gerustgesteld als zijn vrouw.

"Trek ouw goeie goed maar aon en ge keut naar het gemeentehuis op Hengstdijk gaon om ouw kind aon te geven. Want ge weet toch wel dat den burgemeester van Desnis op Hengstdijk zitting houdt eh Piet. Doe hem maor de complementen van mij en zeg dat alles goed is", zei de baakster. Hij was blij dat hij weg kon, het was toch wel spannend geweest want er ging dikwijls wat mis in die tijd. Opgelucht vertrok hij richting Hengstdijk en ging onderweg eerst bij een van zijn zusters langs, daarna bij een broer en vervolgens bij zijn collega van der Steen wiens simpele huisje aan een aarden weggetje stond halverwege tussen D'Ouwe Stoof en de Koningsdijk. Onderweg maakte hij ook hier en daar een praatje met buren en kennissen. Omdat het kort na de Nieuwjaar was, viel er bij de meeste mensen nog wel iets van den overschot te drinken. Een Oud Bruin biertje hier, een Schilletje of een Elixier d'Anvers daar en soms wel een echte oude jenever. Vrolijk en vol goede moed stapte hij gezwind over de kinderkoppen van de Plattedijk naar de knol van de Koningsdijk en hij genoot volop van het mooie zicht op de Guil met de vele watervogels die al bij elkaar begonnen te zwemmen. Hij sloeg rechts af de pad in naar zijnen boer. Mee bezin Van Weesemael kost 'ij goed opschieten, da was een goed mens, zeiden ook zijn buren altijd. Beleefd klopte hij aan bij de bakkeet, langde zijn pet af en vertelde de boerin het goede nieuws. Ze feliciteerde de kersverse vader instemmend en haar hand ging onder haar schort waar zij tussen haar diverse rokken een paar muntjes kleingeld haalde. "Ier si Piet, 'ier ije twee kluiten en goa maor in de Afspanning bij de Waal een glasken bier kopen, dat is de gewente agge ne kleinen gaot aongeven." Nog gelukkiger als eerst dankte hij buigend de bezin en vertrok naar langs het geploegde winterland door de Padjes naar Hengstdijk.
Ik heb in mijn jeugd meerder keren het met koolassie verharde kerkpad langs kleine akkers en slootjes met kopbomen gelopen en ik geniet nog van de stilte en de natuur van toen. Dichtbij Hengstdijk gekomen passeerde je dan het boerderijtje waar in mijn tijd Guust de Bakker woonde op "Hoeve Klondyke," net voor dat je in het dorp aankwam. Omdat de boerin het gezegd had schroomde hij niet het café annex winkel binnen te stappen en een fles bier te bestellen, donkere Java van brouwerij De Halve Maan uit Hulst. Al gauw was duidelijk wat de reden van het bezoek aan Hengstdijk was en toevallig aanwezige gasten trakteerden hem meelevend op nog een paar biertjes.
"Nou moeie maor us naor de burgemeester gaon, Piet, streks is tij weg," zei Marie die van de winkel naar het café was gekomen om te kijken wat er op deed. Dat was verstandig gesproken en vastberaden maar wel enigszins onvast ter been stak Piet de modderige straat over. Aan de deur van het gemeentehuis deed hij zijn klompen uit, klopte op de verveloze deur en ging naar binnen. D 'n ervaren burgemeester overschouwde het tafereel en begreep al snel waarvoor het bezoek diende en ook dat het voor Piet een hele reis was geweest.

Hoe gaat den kleine heten Piet," zei hij met luide stem vanachter zijn rolluikbureau. Ah ja burgemeester, ah ja, maar op hetzelfde moment was hij de kluts kwijt. "Ah ja Piet, zeg het nou maar." 'K weet het niet meer, meneer de burgemeester, 'k zijn het vergeten zei hij enigszins beschaamd. "Alli Piet, vooruit, was het een jongen of een meisken, denk eens goed na." Hij schudde zijn getaande en gegroefde kop. Ik zijn d 'r nie zeker van meneer de burgemeester, maar keunde dat dan nie zo opschrijven probeerde hij nederig en beleefd. "Moet 'k ik dan een naam verzinnen, dat wil ik best doen, maar dan moet ik eerst weten of het een jongen of een meissen is." Piet was nu helemaal van slag, totaal van zijn melk zeiden ze ook wel in die tijd. "Alli Piet, zeg het nou, is het een beerken of is het een zeugsken", probeerde onze geduldige burgervader nog maar eens. 'K weet het echt nie meer, meneer de burgemeester, zei hij het hoofd schuddend en met samengeknepen lippen. De burgemeester liet een luid klinkende zucht horen en gaf het dan maar op. "Piet, manneken, ga naar huis en kom meiren om dezen tijd maar terug. Maar dan wel eerst naar het gemeentehuis kommen eh" !

Waargebeurd verhaal door Thiele van Esbroeck-Roctus,
Met dank aan Edy Compiet.

© hengstdijk.eu 2011